Gangen en tempo

In de stap worden de benen een voor een opgetild en weer neergezet. Je noemt dit een viertakt beweging: vier bewegingen die zichzelf herhalen.

Tijdens de draf wordt eerst het ene diagonale benenpaar (linksvoor/rechtsachter) opgetild; dan volgt een zweefmoment; dan komt het andere diagonale benenpaar. Een tweetakt beweging dus. Je kunt tijdens het draven steeds even uit het zadel komen, of gewoon blijven zitten, mee in de beweging. In het eerste geval ben je aan het lichtrijden, in het tweede geval: doorzitten.

De galop is een drietakt beweging: eerst het buitenachterbeen; dan de buitendiagonaal (buitenvoorbeen, binnenachterbeen) en het binnenvoorbeen. Een wals heeft hetzelfde ritme: een, twee, drie, een, twee, drie.

De snelheid waarmee je een gang uitvoert, is het zogenaamde tempo. Het meest bij elkaar gereden, meest langzame tempo is het verzamelde tempo. Je pony loopt daarbij met korte, verheven passen. Het andere uiterste is het uitgestrekte tempo. In dat geval verlengt je pony zijn passen tot het maximum en legt per pas dus heel veel terrein af. Een gang verruimen is niet hetzelfde als veel harder gaan, maar betekent dat er meer ruimte tussen de passen zit.

Het arbeidstempo staat gelijk aan het normale werktempo, niet heel verzameld en ook niet heel uitgestrekt, maar net zo ertussenin.