Evenwicht
Van nature loopt het paard zo dat het merendeel van het gewicht, namelijk drievijfde van het totaal, op de voorhand rust. Logisch, er zit aan de voorkant meer paard dan aan de achterkant!
Tel daar, als het paard bereden wordt, het ruitergewicht bij op en je snapt dat er nogal wat druk op die voorbenen terecht komt.
Je kunt dat goed zien bij een jong paard. Dat loopt ‘op de voorhand’, omdat hij nog niet getraind is. In de dressuur probeer je door de achterhand sterker te maken, te zorgen dat de achterbenen wat meer van het gewicht kunnen gaan dragen, zodat het beter verdeeld wordt. Dat gaat niet in een paar dagen en ook niet een paar weken. Er gaan vaak maanden, jaren overheen. Gaat alles goed, dan leert je pony om het gewicht gelijk over vier benen te verdelen. In dat geval is er sprake van horizontaal evenwicht.
In hele zware oefeningen als de piaffe (draf op de plaats) en de passage (een verzamelde zweefdraf) is het zelfs zo dat de achterhand meer gaat dragen. Dat juist die achterbenen sterker gemaakt kunnen worden, komt door hun vorm. Ze zijn, in tegenstelling tot de voorbenen, gehoekt en kunnen ingevouwen worden door het aantal gewrichten dat ze hebben. En iets wat je in kunt vouwen, kan als een veer met kracht weer losgelaten worden. Denk maar aan een duveltje uit een doosje.
Volg Penny